Overtuigingsmoeheid; een herkenbare term voor mij. Argumenten werken niet meer en het eigen gelijk blijft onwankelbaar recht overeind. Vaak gaat dit gepaard met de nodige emotie.
Ik kende het woord nog niet maar ‘herkende’ het meteen toen ik het, in december vorig jaar, las in een column van Peter de Waard in de Volkskrant. De Waard linkt het fenomeen aan grote maatschappelijke discussies als vaccineren/covid en Brexit en de ervaringen die we daarmee hebben, de oom/buurvrouw/collega die niet ontvankelijk is voor jouw argumenten is radicaal, dom of bevooroordeeld.
Mijn ervaring is dat die overtuigingsmoeheid niet alleen in grote maatschappelijke discussies een rol speelt maar ook op een lager niveau. Bij discussies of onderhandelingen waar maatschappijvisie, arbeidsmarktvraagstukken, cultuur, Oekraïne een rol spelen komt dit fenomeen (steeds meer) voor. Het zijn bijna altijd issues waar je innerlijke overtuiging, over hoe de wereld er uit moet zien, een rol speelt. Partijen herhalen eigen standpunten en beoordelen de standpunten van de ander als ongeïnformeerd en ondoordacht. Dit kan zo maar leiden tot een impasse in de onderhandeling of in je gesprek.
Juist bij onderwerpen waar innerlijke overtuiging een (grote) rol spelen is het van groot belang om te onderzoeken waar de ideeën en mening van de ander op gebaseerd is. Begrijpen waar een mening vandaan komt is niet hetzelfde als er begrip voor hebben. Het helpt je wel om jouw benadering aan te passen en in kleine stappen de ander te voorzien van andere inzichten.
Het is bij alle onderhandelingen belangrijk om je vooraf in te leven. Bij een risico van sterke overtuigingsmoeheid is het de enige strategie die werkt, in combinatie met (veel) geduld.